Wetgeving
van toepassing op GSM antennes 1)
De vergunning 18
MEI 1999. - Decreet houdende de organisatie van de ruimtelijke ordening HOOFDSTUK
III. - Vergunningen 1°
bouwen, op een grond één of meer vaste inrichtingen plaatsen, een bestaande
vaste inrichting of bestaand bouwwerk afbreken, herbouwen, verbouwen of
uitbreiden, met uitzondering van instandhoudings- of onderhoudswerken; Kleine
werken van algemeen belang 5
MEI 2000. - Besluit van de Vlaamse regering tot aanwijzing van de werken,
handelingen of wijzigingen van algemeen belang en tot regeling van het
vooroverleg met de Vlaamse Bouwmeester
HOOFDSTUK
III. - De kleine werken, handelingen en wijzigingen van algemeen belang BESLUIT VAN DE VLAAMSE REGERING VAN 14 APRIL 2000 TOT BEPALING VAN DE VERGUNNINGSPLICHTIGE FUNCTIEWIJZIGINGEN EN VAN DE WERKEN, HANDELINGEN EN WIJZIGINGEN WAARVOOR GEEN STEDENBOUWKUNDIGE VERGUNNING NODIG IS, GEWIJZIGD BIJ HET BESLUIT VAN DE VLAAMSE REGERING VAN 26 APRIL 2002 (Officieuze coördinatie) De wijziging is gepubliceerd in het Belgisch Staatsblad van 20 juni 2002, dus van kracht vanaf 30 juni 2002. Art. 3. Een stedenbouwkundige vergunning is niet nodig voor de volgende werken, handelingen en wijzigingen, die uitgevoerd mogen worden voorzover ze niet strijdig zijn met de voorschriften van stedenbouwkundige verordeningen, bouwverordeningen, verkavelingsverordeningen, ruimtelijke uitvoeringsplannen, plannen van aanleg, verkavelingsvergunningen, bouwvergunningen of stedenbouwkundige vergunningen, onverminderd de bepalingen van andere van toepassing zijnde regelgeving: [15° de plaatsing van volgende zaken: a) de plaatsing tegen de gevel van bestaande gebouwen van paneelantennes voor een zend- en ontvanginstallatie voor telecommunicatie, in de kleur van de gevel of in een neutrale, onopvallende kleur, mits de bijbehorende technische installatie in het gebouw of ondergronds wordt ondergebracht; b) de plaatsing tegen de gevel van bestaande gebouwen van signaalapparatuur voor een zend- en ontvanginstallatie voor telecommunicatie, waarvan geen enkele afmeting groter is dan 1 meter, mits de bijbehorende technische installatie in het gebouw of ondergronds wordt ondergebracht; c) de plaatsing van een zend- en ontvanginstallatie voor telecommunicatie, met inbegrip van de bijbehorende technische installatie in bestaande gebouwen, mits de gehele installatie in het gebouw of ondergronds wordt ondergebracht. Desgevallend wordt de zend- en ontvangstinstallatie geplaatst achter materialen met hetzelfde uitzicht als de voorheen aanwezige materialen, maar die de eigenschap hebben om de radiogolven door te laten; d) de plaatsing van een zend- en ontvanginstallatie voor telecommunicatie op bestaande gebouwen gelegen in een industriegebied in de ruime zin, mits de bijbehorende technische installatie in het gebouw of ondergronds wordt ondergebracht en de totale hoogte van de dragende structuur maximaal 5 meter boven het gebouw bedraagt; e) de plaatsing van een schotelantenne met een maximale diameter van 80 centimeter, op de achtergevel van gebouwen, in de kleur van de gevel of in een neutrale, onopvallende kleur; f) de plaatsing van een schotelantenne met een maximale diameter van 120 centimeter, op een plat dak, mits de totale hoogte maximaal 150 centimeter boven het gebouw bedraagt; g) de plaatsing van een schotelantenne met een maximale diameter van 120 centimeter, in de achtertuinstrook, mits de totale hoogte maximaal 150 centimeter boven het maaiveld bedraagt;] [16° de plaatsing van een zend- en ontvanginstallatie voor telecommunicatie op een bestaande vergunde pyloon of mast mits de hoogte niet toeneemt, en de bijbehorende technische installatie geplaatst wordt onder of onmiddellijk aansluitend bij die pyloon of mast of ondergronds;] 18° het uitvoeren van de volgende werken op openbaar domein, voorzover deze niet gelegen zijn in ruimtelijk kwetsbare gebieden : f) [de plaatsing op verlichtingspalen, op weginfrastructuur of op spoorweginfrastructuur van een zend- en ontvanginstallatie voor telecommunicatie, mits die installatie niet meer dan 3 meter boven de bestaande infrastructuur uitsteekt. De eraan verbonden bovengrondse technische installatie mag niet groter zijn dan 1,5 kubieke meter in de woongebieden in de ruime zin, en 3 kubieke meter in de andere gevallen. De technische installatie mag ook ondergronds worden aangebracht;] DECREET
BETREFFENDE DE RUIMTELIJKE ORDENING GECOÖRDINEERD OP 22 OKTOBER 1996, GEWIJZIGD
BIJ DECREET VAN 19 DECEMBER 1998 HOUDENDE BEPALINGEN TOT BEGELEIDING VAN DE
BEGROTING 1999, BIJ DECREET VAN 18 MEI 1999 HOUDENDE DE ORGANISATIE VAN DE
RUIMTELIJKE ORDENING EN BIJ DE DECRETEN VAN 26 APRIL 2000, 13 JULI 2001, 8 MAART
2002 EN 19 JULI 2002. Artikel
49 Op met redenen omkleed voorstel van het college van burgemeester en schepenen kan de Vlaamse regering of de gemachtigde ambtenaar afwijkingen toestaan van de voorschriften van een door de Vlaamse regering goedgekeurd bijzonder plan van aanleg en van de voorschriften van een verkavelingsvergunning, enkel wat de perceelsafmetingen, de afmetingen en de plaatsing van de bouwwerken, alsmede de voorschriften in verband met hun uiterlijk betreft 2)
het openbaar onderzoek 18
MEI 1999. - Decreet houdende de organisatie van de ruimtelijke ordening Art.
195. De vergunningverlenende overheid kan, op gemotiveerd verzoek van de
aanvrager en na een openbaar onderzoek, afwijkingen toestaan van de
voorschriften van een bijzonder plan van aanleg of van een niet met toepassing
van dit decreet vergunde verkaveling, enkel wat de perceelsafmetingen, de
afmetingen en de plaatsing van de bouwwerken en de gebruikte materialen betreft.
Geen afwijkingen inzake bestemming mogen worden toegestaan. De afwijking mag
evenmin leiden tot een toename van de maximaal mogelijke vloerterreinindex, en
evenmin mag afgeweken worden van het aantal bouwlagen. BESLUIT VAN DE VLAAMSE REGERING VAN 5 MEI 2000 BETREFFENDE DE OPENBARE ONDERZOEKEN OVER AANVRAGEN TOT STEDENBOUWKUNDIGE VERGUNNING EN VERKAVELINGSAANVRAGEN, GEWIJZIGD BIJ BESLUIT VAN DE VLAAMSE REGERING VAN 30 MAART 2001 EN 8 MAART 2002 : Artikel 1. In dit besluit wordt verstaan onder het decreet: het decreet van 18 mei 1999 houdende de organisatie van de ruimtelijke ordening. Art 3. § 2. Indien voor het gebied waarin het perceel gelegen is een gemeentelijk ruimtelijk uitvoeringsplan, een bijzonder plan van aanleg of een niet-vervallen verkaveling bestaat en de aanvraag tot stedenbouwkundige vergunning in overeenstemming is met de bepalingen ervan, is een openbaar onderzoek niet vereist. § 3. De volgende aanvragen tot stedenbouwkundige vergunning worden onderworpen aan een openbaar onderzoek : 1° het oprichten van gebouwen of constructies met een hoogte van meer dan 20 meter; het verbouwen van lagere gebouwen en constructies waardoor deze dezelfde hoogte bereiken; het verhogen van gebouwen of constructies die hoger zijn dan 20 meter met meer dan 5 meter; 9° aanvragen voor kleine werken van algemeen belang die afwijken van de voorschriften van een ruimtelijk uitvoeringsplan, voorzover het bovengrondse constructies betreft met een grondoppervlakte groter dan 10 vierkante meter of een hoogte van meer dan 10 meter; 11° aanvragen waarvoor de toepassing is vereist van artikel 49 van het decreet betreffende de ruimtelijke ordening, gecoördineerd op 22 oktober 1996; 12° aanvragen waarvoor de toepassing is vereist van artikel 20 van het koninklijk besluit van 28 december 1972 betreffende de inrichting en de toepassing van de ontwerp-gewestplannen en de gewestplannen, voorzover het bovengrondse constructies betreft met een grondoppervlakte groter dan 10 vierkante meter of een hoogte van meer dan 10 meter; Koninklijk besluit van 28 december 1972 betreffende de inrichting en de toepassing van de ontwerp-gewestplannen en gewestplannen : ART. 20. Bouwwerken voor openbare diensten en gemeenschapsvoorzieningen kunnen ook buiten de daarvoor speciaal bestemde gebieden worden toegestaan voor zover ze verenigbaar zijn met de algemene bestemming en met het architectonisch karakter van het betrokken gebied Vlaams Platform Milieu en Gezondheid |